Mondeling presenteren

✷ EXPERTNIVEAU

Voorbereiding

  • Ik ben ruim op tijd begonnen met voorbereiden
  • Ik weet goed wat ik wil vertellen.
  • Ik snap ook alles wat ik ga vertellen.
  • Ik weet goed in welke volgorde ik mijn verhaal wil vertellen.
  • Ik heb geen grote lappen tekst voor me tijdens het presenteren, maar maak hooguit gebruik van een briefje met steekwoorden.
  • Ik lees mijn verhaaltje niet voor, maar ik vertel in mijn eigen woorden wat ik wil vertellen.
  • Ik heb mijn presentatie voor iemand geoefend en gevraagd wat hij/zij er van vindt  (klasgenoot, vader, moeder, zus, broer, opa, oma, verzorger enz.). Ik vraag mezelf ook af wat ik zélf goed en minder goed vond gaan.
  • Ik weet hoe lang ik mag presenteren en hoe lang mijn presentatie duurt.
  • Als ik gebruik maak van een powerpointpresentatie, video of andere media, zorg ik er voor dat ik dat ruim op tijd heb doorgegeven aan de docent of iemand anders die daar over gaat.

Houding

Als ik aan het presenteren ben…

  • …kijk ik goed de klas/zaal in en kijk mensen aan.
  • …sta ik goed op allebei mijn benen, ik sta niet te wiebelen, mijn voeten staan vast op de grond. 
  • …sta ik goed rechtop (ik kan doen alsof er een touwtje bovenop mijn hoofd zit die me een klein beetje optilt)
  • …laat ik mijn handen losjes langs mijn lijf hangen (ik doe mijn handen niet in mijn zakken, ook doe ik mijn armen niet over elkaar)
  • …ik mag best wat gebaren gebruiken om mijn verhaal duidelijker te maken, maar doe dit niet teveel en overdreven. (dit kan ik navragen bij het oefenen)
  • …sta ik niet te frunniken aan mijn kleren, mijn haar of mijn papieren.

Verstaanbaarheid

Als ik aan het presenteren ben…

  • …zorg ik ervoor dat iedereen in de klas mij goed kan verstaan. (ik presenteer altijd wat harder dan als ik ‘gewoon’ praat. Of ik hard genoeg praat kan ik ook bij het oefenen navragen)
  • …spreek ik alle woorden goed uit, ik vorm ze goed met mijn mond. (Ik articuleer goed.)
  • …sta ik altijd met mijn gezicht richting de luisteraar.
  • …probeer ik mijn verhaal duidelijk te maken door mijn stem niet te eentonig te laten klinken. (Ik klink dan altijd een klein beetje blij, boos, verbaasd, verrast of misschien wel verdrietig, als het maar bij mijn verhaaltje past)
  • …maak ik niet al te lange zinnen en probeer ik mijn verhaal kort en bondig te vertellen.
  • …praat ik niet te snel, voor mijn gevoel vaak zelfs wat langzaam.

Zekerheid

  • Als ik ga presenteren weet ik dat ik foutjes mag maken.
    • Als ik een vergissing maak, blijf ik rustig en herstel mijn foutje. Ik ga door alsof er niets gebeurd is. Als ik weinig aandacht aan het foutje geef, zal het ook helemaal niet zo opvallen.
  • Ik weet dat ik het kan!!
    • Want ik heb me goed voorbereid en let goed op mijn houding en verstaanbaarheid. Hierdoor blijft het leuk voor de luisteraar en dus ook voor mezelf!

✷ VOORBEELD

. . .

✷ BEGINNERSNIVEAU

  • Ik heb me niet goed voorbereid.
  • Ik verzin tijdens de presentatie wel wat ik wil gaan zeggen.
  • Ik praat onduidelijk.
  • Ik praat zacht.
  • Ik kijk mijn ‘publiek’ niet aan.
  • Ik kijk voortdurend op mijn blad.
  • Ik heb alles wat ik ga zeggen helemaal uitgeschreven voor mijn neus.
  • Ik dreun mijn verhaal op.
  • Ik sta zenuwachtig te wiebelen.
  • Ik sta te friemelen aan mijn trui, broek, shirt, pen, blad, boek of het touwtje van mijn vest.
  • Ik word steeds afgeleid door wat er in de klas gebeurt en begin te lachen of ik stop met vertellen.

✷ ZIE OOK…

  • . . .